Geduld in plaats van regime change

Een jaar na de omstreden herverkiezing van president Ahmadinejad lijkt de groene oppositie de strijd te hebben opgegeven. Maar er zijn veel ontevredenen in Iran, dus hoop doet leven.

24 JUNI 2009. Vier ijscappuccino’s met een vleugje siroop staan voor ons op tafel. We hebben de broeierige hitte en het lawaai van voorbij scheurende brommers ingeruild voor een café met airconditioning. Alle tafeltjes zijn bezet. ‘Goed volk’, oordeelt Shirin, nadat ze in één oogopslag de aanwezigen heeft gecheckt. Ze schuift haar hoofddoek verder naar achteren. Vier dagen eerder, zaterdag 20 juni, verloren we elkaar uit het oog tijdens de met geweld uiteengeslagen demonstratie bij het Revolutieplein. Shirin, de enige vrouw in het gezelschap, wilde eigenlijk niet demonstreren – te gevaarlijk – maar liet zich overhalen door Reza en Ali.

Ik denk terug aan de bewuste dag, een jaar geleden. Met hooguit vijfduizend andere demonstranten lopen we naar het Revolutieplein: het startpunt van de demonstratie. Anders dan de week ervoor zijn er geen groene vlaggen, geen foto’s van gewonde en overleden Iraniërs en is er geen megafoon waaruit het startsein klinkt voor de demonstratie. Deze keer een zwijgende menigte die voortschrijdt over het trottoir. Stilstaan mag niet, de militairen aan weerszijden van de straat manen ons om door te lopen. Een winkel binnenlopen kan ook niet; de rolluiken zijn naar beneden.

Tweehonderd meter voorbij het Revolutieplein start een jonge Iraniër de demonstratie. Hij kijkt achterom en steekt twee vingers omhoog: het victorieteken. Symbool van vrede, normaal gesproken. Nu het teken voor de militairen om in actie te komen. Met gummiknuppels bewerken ze de jongen hardhandig. Toch weerhoudt dit geweld de andere demonstranten er niet van om ook hun vingers op te steken. Een oudere vrouw roept: ‘Allahu Akbar’ (God is groot), de leus die dertig jaar geleden tijdens de islamitische revolutie werd gebruikt in het verzet tegen het bewind van de sjah. Meer demonstranten volgen haar voorbeeld. De angst maakt plaats voor moed. ‘Iraniërs kennen geen angst’, verklaart een demonstrant van middelbare leeftijd. Vol overmoed schreeuwt hij: ‘Dood aan de dictator!’ De Revolutionaire Garde, het Iraanse elitekorps, laat het niet zo ver komen. Alle demonstranten worden in een hoek gedreven en de ongelukkigen die zich in de buitenste rij bevinden, krijgen slaag met een zweep. Bij een demonstrant die zich verzet wordt zijn blouse uitgetrokken; rode zweepafdrukken op zijn rug. In paniek rennen de demonstranten steegjes in; sommige Iraniërs openen hun huizen om gewonde en angstige mensen op te vangen.

In het café, vier dagen later, lachen we de spanning van die dag weg. Bij alle mannen, inclusief mijzelf, staan de zweepafdrukken nog op de rug. Shirin heeft het er beter vanaf gebracht. Toen ze midden in de groep demonstranten viel, krabbelde ze overeind en liep met haar mooiste glimlach richting de militairen, die haar zonder probleem doorlieten. Haar leeftijdgenoot Neda Agha-Soltan trof op diezelfde dag een ander lot. Op straat werd ze door een kogel getroffen. Omstanders filmden de laatste minuut van haar leven en stuurden het materiaal via Facebook en YouTube de wereld in. Zo kregen de protesten na een week demonstreren een gezicht. De internationale berichtgeving over Iran verschoof van verhalen over de ‘Twitterrevolutie’ naar de mooie, lijdende filosofiestudente Neda.

Op CNN verklaart een demonstrant: ‘Tijdens de presidentsverkiezingen heeft Iran haar democratische legitimatie verloren, op Ashura haar religieuze.’

EEN JAAR later is het massale protest al lang verstomd. De laatste grote demonstratie dateert van 27 december 2009. Op deze belangrijke sjiïtische dag – de herdenking van de dood van martelaar Hussein (kleinzoon van Mohammed) – zijn volgens de Iraanse staatsmedia vijftien demonstranten omgekomen, onder wie de neef van oud-premier en presidentskandidaat Mir-Hossein Mousavi. Op CNN verklaart een demonstrant: ‘Tijdens de presidentsverkiezingen heeft Iran haar democratische legitimatie verloren, op Ashura haar religieuze.’ De transformatie van de islamitische republiek naar een militair geleid Iran is dan al lang in gang gezet. Het republikeinse gedeelte (democratische instituties) binnen het Iraanse politieke systeem zijn opzij geschoven door de hardliners die het theocratisch systeem in gevaar zagen komen. Hoe is dat zo ver gekomen?

Eenvoudig: Mahmoud Ahmadinejad. De winst van de conservatieven gaat gelijk op met de politieke carrière van de huidige president, aldus Saïd Amir Arjomand. De hoogleraar sociologie en iranist aan de Universiteit van New York beschrijft in zijn boek After Khomeini, Iran under His Successors hoe Ahmadinejad in 2003 burgemeester wordt van Teheran vanwege ‘zijn militaire basiji-mentaliteit’. Met die mentaliteit krijgt Ahmadinejad de steun van de hardliners binnen het regime die voor hun positie vrezen vanwege de populariteit van hervormingsgezinde politici.

Ahmadinejad behoort tot een nieuwe politieke klasse die naam heeft gemaakt tijdens de Irak-Iran-oorlog (1980-1988.) Ze zien zichzelf als beschermheren van de islamitische republiek die het revolutionaire vuur van Khomeini brandend willen houden. Velen maken carrière binnen de Revolutionaire Garde, de speciale tak van het leger die als belangrijkste taak heeft het beschermen van de velaya-e faqih (heerschappij van de religieuze wetgeleerde, eerst bekleed door Khomeini en na zijn dood door Khamenei). Binnen de paramilitaire basiji -een onderdeel van de Revolutionaire Garde – maakt Ahmadinejad naam. Volgens deze nieuwe politieke militaire klasse is de republiek besmet geraakt door hervormingsgezinde ideeën van oude strijdmakkers van Khomeini. Een van hen is president Mohammad Khatami (1997-2005) die spreekt over meer dan één geldige lezing van de islam. Deze pluralistische visie wordt gezien als een serieuze ondermijning van de legitimatie van de islamitische republiek. Ayatollah Mesbah-Yazdi, de spiritueel adviseur van Ahmadinejad, zegt over Khatami’s visie: ‘Verschillende lezingen over religie is de ergste verleiding van Satan.’

‘Verschillende lezingen over religie is de ergste verleiding van Satan.’

In 2005 wordt Ahmadinejad president. De verklaring voor deze snelle opmars lag volgens analisten in de lage opkomst bij de verkiezingen. Hervormingsgezinde Iraniërs blijven thuis, teleurgesteld vanwege de weinige veranderingen die Khatami heeft kunnen doorvoeren. Volgens Arjomand is er ook een andere verklaring voor Ahmadinejads verkiezingswinst. Grote groepen kiezers werden door de volksmilitie basiji gemobiliseerd om te gaan stemmen. In retrospectief de eerste electorale coup d’état, zo schrijft Arjomand. Het democratische gehalte van Ahmadinejad kwam naar voren tijdens een speech die hij uitsprak voor zijn verkiezingswinst in 2005: ‘Sommigen zeggen dat onze revolutie als doel had om een democratie te vestigen. Nee. Niet in de uitspraken van de Imam (Khomeini) noch in de boodschappen van de martelaren (…) is zulk een idee beschouwd.’

De verliezer tijdens de presidentsverkiezing van 2005 was ex-president Rafsanjani. Hij protesteerde zonder succes tegen de verkiezingsfraude van Ahmadinejad. De puissant rijke, maar ook zeer invloedrijke geestelijke steunt vier jaar later de hervormingsgezinde presidentskandidaat Mousavi. Maar Ahmadinejad greep zijn kans. Op zijn initiatief werden in de aanloop van de presidentsverkiezing van 2009 live-televisiedebatten gehouden. Bijna veertig miljoen Iraniërs keken mee hoe Mousavi fel van leer trok tegen het economische wanbeleid van zijn rivaal en Ahmadinejad op zijn beurt de aristocratische kliek rond Mousavi – met als belangrijkste pion Rafsanjani – beschuldigde van corruptie. De ex-president kon zich niet verdedigen op tv en schreef vervolgens een brief naar hoogste leider Khamenei om Ahmadinejad tot de orde te roepen. Dat gebeurde niet, integendeel zelfs. Ahmadinejad werd tijdens de verkiezingscampagne openlijk gesteund door Khamenei. De hoogste leider stond niet langer boven de partijen maar was onderdeel geworden van het conflict. Een dag na de presidentsverkiezing riep hij Ahmadinejad uit tot winnaar, terwijl de resultaten nog officieel gepresenteerd moesten worden door de Raad van Hoeders.

De grote vraag blijft waarom Khamenei dat deed. De Iraanse politiek analyseren blijft een soort Kremlin-watching. Er is wel een aantal verklaringen. Hoogste leider Khamenei heeft zich gedurende zijn leiderschap steeds meer verbonden aan de militaire politieke klasse van onder anderen Ahmadinejad. Van de klerikalen in Qom krijgt Khamenei niet veel steun, zij zijn niet vergeten dat de hoogste leider bij zijn benoeming nog niet de vereiste geestelijke titel van ayatollah had, maar deze hoogste sjiïtische titel ‘kreeg’. Daarnaast speelt volgens veel analisten Mojtaba Khamenei – zoon van de hoogste leider – achter de schermen een belangrijke rol. Binnen de basiji zou hij het gewelddadige optreden richting demonstranten hebben aangevoerd.

Binnen het conservatieve bolwerk zijn er niet alleen voorstanders van dit repressieve optreden. Conservatieve criticasters zijn de parlementsvoorzitter en de oud-commandant van de Revolutionaire Garde. En het botert ook niet altijd tussen hoogste leider Khamenei en president Ahmadinejad. Dat werd openlijk zichtbaar bij Ahmadinejads keuze voor de vice-president. De voordracht van deze man (wiens dochter getrouwd is met Ahmadinejads zoon) beviel hoogste leider Khamenei niet. In plaats van hier direct gehoor aan te geven wachtte Ahmadinejad een week en benoemde de afgeschreven vice-president prompt tot stafchef. De arrogantie van president Ahmadinejad ten opzichte van Khamenei viel bij veel conservatieven niet in goede aarde.

Maar Khamenei en Ahmadinejad vinden elkaar in de theorie dat er een westers complot gaande is om het regime in Iran omver te werpen. Nog voordat de Iraniërs naar de stembus gingen werd er al door de Revolutionaire Garde gesproken over een fluwelen revolutie. Volgens de generaal van de gardisten was dit de grootste ‘zachte bedreiging’ voor het regime. Aangezien de Revolutionaire Garde de republiek moet beschermen volgde een ware politieke zuivering, op stalinistische leest geschoeid. Het afgelopen jaar zijn honderden hervormingsgezinde politici, mensenrechtenactivisten, journalisten, bloggers en kunstenaars achter de tralies verdwenen. Sommigen voor bepaalde tijd, na betaling van een borgsom konden ze vrijkomen. In processen voor de Revolutionaire Rechtbank heeft een aantal Iraniërs ‘bekend’ dat ze hebben deelgenomen aan een fluwelen coup. Volgens de aanklager hebben westerse landen financieel steun verleend aan oppositiegroepen. Zo verklaarde een politiek analist van de Britse ambassade in Teheran driehonderdduizend pond te hebben gekregen om contact te leggen met de oppositie.
Het idee dat het Westen achter de grootschalige protesten zat kwam ook tot uiting in het vrijdaggebed van hoogste leider Khamenei, een week na de verkiezingen. De hoogste leider beschuldigde westerse media van het in stand houden van de politieke onrust en gooide journalisten in de cel. Ook mij.

IK LOOP IN EEN STOET vol Iraniërs die op deze gewone werkdag naar huis gaan, van demonstrerende Iraniërs bij het parlementsgebouw geen enkel spoor. Iedereen is al opgepakt. Aan weerszijden van het trottoir staan honderden leden van de oproerpolitie en de basiji. Kijk ik ze te aandachtig aan? Ik weet het niet. Bij het oversteken van de straat, terwijl ik wacht voor het voorbijrazende verkeer, pakt een in het zwart geklede man mij vast. Ik gris meteen naar mijn paspoort. ‘No passport’, hoor ik achter mij. Binnen een tel staat er een tiental Iraniërs om mij heen. Verzetten heeft geen zin. Gedwee loop ik mee naar een park.
Terwijl mijn rugzak grondig wordt doorzocht krijg ik een lunchpakket. ‘You eat and sleep with us’, zegt een van de mannen tegen me. Ik krijg het benauwd. Het is niet meer dan een grondige paspoortcontrole, zo houd ik mezelf voor. Die gedachte verdwijnt. Zeker als mij een uur later in een busje op weg naar een onbekende locatie een blinddoek wordt voorgedaan. We houden halt. Vaag ontwaar ik een hoge muur en een aantal militairen. Eenmaal op het terrein, zittend op de koude grond, merk ik dat ik niet alleen ben opgepakt. Naast mij zitten meer demonstranten. ‘Hollanda, Hollanda’, iemand komt waarschijnlijk met mijn paspoort in de hand mij tegemoet. Gelach op de achtergrond wanneer ik al struikelend een fel verlichte ruimte binnenga. Een aantal mannen staat om me heen, hangt over mij heen; zo voel ik, zo ruik ik. ‘Are you journalist’, ‘what are you doing here’, ‘who are you’, ‘you are journalist, I know’. Moet ik antwoorden? Ik zeg niks.

‘Are you journalist’, ‘what are you doing here’, ‘who are you’, ‘you are journalist, I know’. Moet ik antwoorden? Ik zeg niks.’ 

We staan in een rij. Ik hou het T-shirt van degene voor me vast. Langzaam lopend gaan we een paar gangen door. Het geluid van een grote traliedeur; behoedzaam stap ik naar binnen. Een dun vloerkleed is mijn matras vannacht. ‘Mohammed!’ Een wanhopige jonge gevangene roept om een vriend. Meer Iraniërs beginnen te praten. Een van de bewakers slaat met een stok op de tralies. De stilte keert weer terug. Midden in de nacht, na een aantal keer van vertrek te hebben gewisseld, word ik alleen meegenomen. Een paar gordijnen worden weggeschoven, ik deins achteruit: een weeïge mensengeur komt me tegemoet. Hier is lang niet gelucht. Manoeuvrerend langs de lichamen leidt de bewaker mij naar een zware deur: een isolatieruimte. Alles om mij bang te maken, begrijp ik later. Een officiële aanklacht wordt niet ingediend. Mijn toeristenreis door Iran lijkt niet te worden geloofd, maar er wordt ook geen echt onderzoek uitgevoerd. Na de geheime gevangenis zit ik nog drie dagen vast in een immigratiekantoor. Ze hebben geen idee wat ze met mij aanmoeten. Verzeild geraakt in de Iraanse bureaucratie. Dat is mijn geluk.

VOLGENS REPORTERS Sans Frontières behoort Iran samen met Eritrea, Turkmenistan en Noord-Korea tot de meest repressieve landen als het gaat om persvrijheid. Volgens de ngo zijn er vanaf juni 2009 meer dan honderd journalisten en bloggers opgepakt. Een aantal van hen zit nog vast, één blogger is tijdens zijn gevangenschap overleden. Een van de journalisten die lange tijd hebben vastgezeten is de Iraans-Canadese Maziar Bahari. De verslaggever van Newsweek zat ongeveer vier maanden vast voordat hij op borgtocht werd vrijgelaten. Bij verstek is Bahari veroordeeld tot 13,5 jaar gevangenisstraf en 74 zweepslagen. In Newsweek schrijft hij: ‘Ik deed (…) gewoon wat een verslaggever doet. Maar zoals de ondervragers in Orwells 1984 zijn degenen die vandaag werken in het Iraanse justitiële systeem er niet in geïnteresseerd om jou de waarheid te laten vertellen, ze willen dat jij hun waarheid accepteert.’

Wat die waarheid inhoudt voor de oppositiebeweging was voor Ataollah Mohajerani al snel duidelijk. Drie dagen na de verkiezingen schreef de hervormingsgezinde minister van Cultuur van 1997-2000 in een e-mail: ‘Voor mij is het helder dat op 12 juni 2009, vier maanden in het dertigste jaar van de revolutie, het tijdperk van de republiek in ons land tot een eind is gekomen.’ Toch was de teneur op straat die dagen heel anders. Een paar uur voordat Mohajerani de e-mail verstuurde liepen bijna een miljoen Iraniërs de protestmars van het Enqelabplein naar het Azadiplein. Een oudere demonstrant met wie ik een stuk op liep, verklaarde de namen van de pleinen in de huidige context: ‘Dertig jaar na dato lopen we eindelijk van de Revolutie naar de Vrijheid.’

Er hing ook een revolutiesfeer. De vergelijking met de islamitische revolutie van 1979 was snel gemaakt. Zeker omdat iedereen die meeliep, overtuigd moslim of niet, ‘Allahu Akbar’ schreeuwde. God als strijdkreet tegen de sjah; God als strijdkreet tegen het huidige bewind. Maar een groot verschil met dertig jaar geleden lag in een andere leus. Van de roep om ‘vrijheid, onafhankelijkheid, islamitische republiek’ is dertig jaar later alleen de leus azadi (vrijheid) overgebleven. Als het al een soort terugkeer is naar de revolutionaire geest van 1979, dan is het, zoals Derrida zou betogen, een herlezing, een nieuwe interpretatie van de gebeurtenissen van die tijd en het verlangen om de eigen geschiedenis vorm te geven, zo schrijft assistent-professor genderstudies Victoria Tahmasebi-Birgani.

Birgani behoorde met haar generatie tot de architecten van de islamitische revolutie van 1979. Vrijheid betekende toen niet noodzakelijk individuele rechten maar eerder vrijheid van de tirannieke overheersing van de sjah. Dertig jaar later strijdt een nieuwe generatie – ongeveer tweederde van de Iraanse populatie is onder de dertig – opnieuw voor vrijheid, alleen ditmaal, zo betoogt Tahmasebi-Birgani, eisen ze democratische veranderingen. Dat de stem van vrouwen wordt gehoord bleek wel tijdens de campagne voor de presidentsverkiezingen. Zowel de hervormingsgezinde kandidaat Karoubi als Mousavi beloofde gelijke rechten voor mannen en vrouwen. Mousavi bracht het in de praktijk door met zijn vrouw campagne te voeren.

Een blik op de Iraanse geschiedenis leert dat niet alleen een leider symbool is van verandering – Khomeini in 1979 -, ook een krachtig idee kan de verandering symboliseren: constitutionele revolutie van 1906. Toen was nationalisme de drijvende kracht. Nu vrijheid.

MAAR NU LIJKT zijn beweging geheel buitenspel gezet. Vlak na de presidentsverkiezingen had Mousavi nog enige invloed. Zijn brief richting hoogste leider Khamenei over ongeregeldheden tijdens de verkiezingen werd in behandeling genomen. Een hertelling van de stemmen volgde, alleen zonder dat er iets veranderde aan de verkiezingsuitslag. Maar Mousavi geeft het nog niet op. Samen met de andere presidentskandidaat Karoubi en ex-president Khatami heeft hij de beweging het ‘groene pad van de hoop’ opgericht. Hoop op constitutionele hervormingen binnen de islamitische republiek: eerlijke verkiezingen, persvrijheid en de vrijlating van politieke gevangenen. Geen regime change als motto maar geduld en vastberadenheid. Dat Mousavi en de zijnen een bijrol spelen in de strijd om de macht in de Iraanse politiek deert hen niet, want ze ambiëren ook geen hoofdrol.

Ze willen vooral dat alle ontevreden Iraniërs, van monarchisten tot marxisten, liberalen, feministen en aanhangers van de islamitische republiek een front vormen. Daarvan getuigt Mousavi’s slogan ‘har shahrvand, yek setaad’ (voor elke burger, een kamp). De verschillen tussen de demonstranten en sympathisanten van de groene beweging worden niet tegen elkaar uitgespeeld. Het belangrijkste geschilpunt binnen de beweging – strijden voor vrijheid binnen of buiten het islamitische systeem – is van latere orde. Nu bezoeken Mousavi en Karoubi vooral de families van politieke gevangenen en laten af en toe in de media hun ongenoegen blijken over het politieke systeem.

Om de revolutionaire geest levend te houden en de ontevreden Iraniërs aan zich te blijven binden hebben Mousavi en Karoubi hun aanhangers opgeroepen om op 12 juni te demonstreren. Volgens de officiële weg is de demonstratie aangevraagd, dat ze toestemming krijgen lijkt onwaarschijnlijk. De Revolutionaire Garde heeft al laten weten twee miljoen leden van de paramilitaire basiji de straat op te sturen. Of Iraniërs met gevaar voor eigen leven durven te demonstreren blijft de vraag. Maar Mousavi weet dat door het economische wanbeleid van president Ahmadinejad (werkloosheid rond twintig procent) geduld, geweldloos verzet en vastberadenheid zijn belangrijkste wapens zijn. Een blik op de Iraanse geschiedenis leert dat niet alleen een leider symbool is van verandering – Khomeini in 1979 -, ook een krachtig idee kan de verandering symboliseren: constitutionele revolutie van 1906. Toen was nationalisme de drijvende kracht. Nu vrijheid.

https://www.groene.nl/artikel/geduld-in-plaats-van-regime-change